Your cart is currently empty!
Ni hao
Daar loop ik dan in het Tibetaanse kloostercomplex bij het Chinese bergdorpje Xiahé. Aan de horizon zie ik hoge groene heuvels met felgekleurde nomadententen en grazende jaks. Ik heb net een groepje pelgrims ingehaald als aan de overkant van de weg drie monniken de hoek om komen schrijden. Hun gemillimeterde koppen steken uit boven de typische paarsrode gewaden. De gebedsdienst is net voorbij en ze dragen hun gele kappen aan hun gordels. Dan gaat er een mobiele telefoon af. De middelste monnik grijpt verschrikt onder zijn toga en haalt er een fancy gsm‘tje onder vandaan: ’Ni hao?‘ De twee jongere kloosterlingen maken van de gelegenheid gebruik om even wat te sms‘en. Als ik ze passeer, is er nog maar weinig over van hun vroomheid en statigheid.
Tijdens mijn reis door het land van de draak word ik overal geconfronteerd met het moderne China. Niet alleen in wereldsteden als Beijing en Hong Kong, maar ook in de meest afgelegen gebieden schreeuwen providers als China Mobile, China Telecom en China Unicom om aandacht. Ik was voorbereid op een overdosis neon in Hong Kong, maar dat ook landelijke boerderijtjes zijn beklad, is even slikken. Niks geen cultuurshock dus. Zelfs de taalbarrière is niet zo groot. Er is altijd wel iemand in de buurt die Engels spreekt en veel Chinezen doen hun best die taal te leren.
Het is tekenend voor de gemiddelde Chinees. Iedereen is bereid hard te werken. Overal wordt driftig gebouwd. In de grote steden met beton en hijskranen, op het platteland met bakstenen en vrachtscooters. Beijing spant de kroon met de drastische facelift voor de Olympische Spelen in 2008. In de hoofdstad staat alles in de steigers of ligt het onder de sloophamer.